Pesten/plagen
Pesten word vaak verward met plagen. Dit is niet terecht
plagen | pesten |
Gebeurt onbezonnen of spontaan | Gebeurd met opzet: de pestkop weet vooraf wie hij/zij zal pesten op welke manier en wanneer |
Heeft geen kwade bedoelingen | Wil iemand bewust kwetsen of kleineren |
Speelt zich af tussen ‘’gelijken’’ | De strijd is ongelijk: de pestkop heeft altijd de bovenhand, De pestkop voelt zich machtig, als het slachtoffer zich machteloos voelt. |
Is meestal te verdragen of zelfs plezierig maar kan ook kwetsend of agressief zijn. | De pestkop heeft geen positieve bedoelingen, wil pijn doen, vernielen of kwetsen |
Meestal één tegen één | Meestal een groep (pestkop, meelopers en supporters) tegenover een geïsoleerd slachtoffer. |
De rollen liggen niet vast: nu eens plaagt de ene, dan weer de andere. | Heeft een vaste structuur, de pestkoppen zijn meestal dezelfde, de slachtoffers ook. Als de slachtoffers wegvallen, kan de pestkop wel op zoek gaan naar een ander slachtoffer. |
De pester staat meestal niet alleen, hieronder staan de verschillende rollen vermeld welke kunnen voorkomen.
De pester: Is vaak onzeker en wil graag aardig en stoer gevonden worden. Denkt door te pesten dat iedereen hem/haar stoer vindt
De gepeste: Voelt zich vaak verdrietig en eenzaam. Durft vaak niets terug te doen of het te vertellen, is bang dan nog meer gepest te worden.
De meepester: Doet mee met pesten, denkt dat hij/zij er dan bij hoort. Is bang om zelf gepest te worden.
De helper: Neemt het op voor de gepeste. Vindt het niet goed dat er gepest wordt en is niet bang voor de pester. Helpt graag en is vaak populair.
De stiekemerd: Vindt het goed dat er gepest wordt, maar bemoeit zich er niet mee. Is bang om zelf gepest te worden. Roept anderen erbij om het pesten te steunen.
De buitenstaander: Denkt dat er in de groep niet gepest wordt en het kan hem/haar niet schelen. Zolang hij/zij er zelf geen last van heeft.
De stille: Bemoeit zich er niet mee. Vind het pesten wel gemeen, maar durft niets te doen of te zeggen, is bang zelf gepest te worden.
Ouders: Hebben in de opvoeding invloed op pesten.
Trainer/leider: Heeft in het begeleiden invloed op pesten.
Signalen die wijzen op pestgedrag
- Met woorden:
- Belachelijk maken
- Uitlachen
- Een teamgenoot voortdurend ergens de schuld van geven
- Briefjes doorgeven, e-mails of sms-berichten sturen
- Beledigen, kleineren, vernederen
- Roddelen
- Schelden of schreeuwen tegen een slachtoffer
- Lichamelijk
- Buiten het sportpark opwachten, trekken, duwen, slaan schoppen
- Op weg naar huis achterna lopen of rijden
- Klem zetten of opsluiten
- Slaapproblemen, nachtmerries
- Concentratieproblemen
- Somber, futloos of teruggetrokken gedragLichamelijke klachten, zoals hoofdpijn of buikpijn, moeheid
- Blauwe plekken
- Anders
- Doodzwijgen of buitensluiten bij gesprekken of activiteiten, isoleren
- Doodzwijgen van een jeugdlid met betrekking tot een bepaalde gebeurtenis die geen aandacht krijgt
- Spullen aftroggelen of geld afpersen
- Bezittingen afpakken en/of kapot maken
- Naar het huis van het slachtoffer gaan
- Niet meer naar school, sportclub of vereniging willen, uitvluchten verzinnen
- Niets meer vertellen over de voetbal
- Geen teamgenoten meer mee naar huis nemen
- Mindere prestaties leveren
Deze lijst kan nog verder worden uitgebreid.
Kaderleden en ouders moeten daarom alert zijn op de manier waarop kinderen met elkaar omgaan en duidelijk stelling durven nemen wanneer bepaalde gedragingen hun norm overschrijden. Op deze manier kan pesten vroegtijdig gesignaleerd worden.