Voor Moerse Boys, door Moerse Boys en (vaak) over Moerse Boys. Dat is Vakkie C in een notendop. Deze columnrubriek werd ooit bedacht om de ontstane Coronaleegte te vullen, maar heeft inmiddels een permanent karakter. Iedere zaterdagochtend kunt u in deze rubriek een column/verhaal/artikel lezen. Regelmatig staat onze club centraal, maar ook andere zaken in het leven passeren de revue. Vakkie C is leesvoer voor bij het ontbijt, tijdens het toiletbezoek of wanneer dan ook. Vandaag deel 67: ‘Mutti, ich muss scheissen!’
Nou, daar zitten we dan, eind januari 2021. Al maanden zonder voetbal, zonder de geur van echt gras, zonder een sterke bak koffie in de rust, zonder slap geouwehoer na de wedstrijd met zinloze en onzinnige opmerkingen. Zonder twee emmers bier in je knar weer op huis aan. En ik mis niet alleen de wedstrijden van ons vlaggenschip. Ik mis ook de potjes van dames 2 waarin dochterlief schittert. Vaak ook door afwezigheid…. En ik mis ook de prachtige veldslagen die MB 5 afwerkt, waarin zoonlief moeiteloos het hoofd boven water houdt. Maar ik mis ook mijn geelzwarte liefde uit de grote stad. Aan wie moet ik in godsnaam mijn hondse trouw nu kwijt?
Wat ik ook mis , is een andere voetbalhobby van me. Het bezoeken van buitenlandse voetbalwedstrijden. Met weemoed denk ik nu al terug aan de tijd dat je nog ongelimiteerd kon reizen, om het even welke grens over. En dat alles zonder ingeënt te zijn of zonder dat ze eerst met een wattenstaafje van dertig centimeter langs je neus naar binnen gaan, en dat vervolgens via je linkeroor weer terug je hoofd uitkomt.
Zo bezochten we tussen 1988 en 2008 menig EK/WK. Tenminste, als Nederland deelnam. Voor het WK van 2006 reisden we zelfs twee keer af naar Duitsland. In de groepsfase zagen we het Nederlands Elftal met 1-0 winnen van Servië en Montenegro in het Zentral-stadion in Leipzig door een doelpunt van Arjen Robben. Oranje plaatste zich voor de 1/8 finale en trof daarin Portugal. Met een mannetje of tien togen we opnieuw naar onze oosterburen en streken èèn dag voor de wedstrijd neer in speelstad Nürnberg. Op een prachtig, authentiek Beiers plein in de Altstadt keken we op een groot scherm ’s middags Duitsland-Zweden en ’s avonds Argentinië-Mexico. Het werd een vervroegd ‘Oktoberfest’ in al z’n facetten. Lange tafels, halve liters bier, onvermijdelijke Schlagers en mooie, ja heeeeel mooie Dirndls. Tot èèn van ons in een stuk glas ging staan en spontaan begon te bloeden als een rund. Zo goed en kwaad het ging begeleidde ik hem naar de EHBO tent, alwaar hij op een veldbedje verzorgd werd. Naast hem lag een prototype Duitser, vastgebonden op z’n bedje. En elke paar minuten riep zijn verzorgster; ’ach verdamd mal, da pinkelt er wieder’. En dan zag je weer een donkere plek in z’n broek tevoorschijn komen. We zijn daar tien minuten geweest en in die tijd heb ik hem zeker vijf keer in zijn Lederhose zien ‘pinkeln’. Èèn dag, 4 rode kaarten en 16 gele kaarten later konden we weer naar huis, 1-0 voor Portugal via Maniche.
18 jaar daarvoor was ik ook al eens op voetbalbezoek geweest in Duitsland. Nou ja, Duitsland, in 1988 sprak men nog van West-Duitsland. De laatste groepswedstrijd speelde Holland tegen Ierland. En ik had het geluk live aanwezig te zijn in het Parkstadion in Gelsenkirchen, het oude stadion van Schalke 04. Nederland moest winnen om de halve finale te halen. De eerste kans was voor Ierland, maar Paul McGrath kopte snoeihard op de paal. Daarna was het èènrichtingsverkeer richting het Ierse doel. Maar buiten wat afstandsschoten wist Nederland niet veel kansen af te dwingen. 55.000 Hollanders in het oranje en 5.000 dronken Ieren in het groen. En geloof het of niet, vocaal waren de Ieren op de tribune gewoon de baas! ‘Low lie the fields of Athenry, where once we watched the small free birds fly’… praaaaachtig! De ene na de andere meeslepende folksong werd uit volle borst gezongen. Vanaf toen heb ik op elk toernooi een zwak voor de Ieren.
En toen kwam de 82e minuut….. Een mislukt afstandsschot van Ronald Koeman belandde per ongeluk op het hoofd van Wim Kieft en stuiterde zo de goal in. De rest is geschiedenis. En wij zongen tot diep in de nacht; ólè, oleeee, olè, olè olè’, lekker origineel. Met het thuisfront had ik afgesproken dat ik een spandoek mee zou nemen, zodat ze me wellicht op tv konden spotten. Thuis had ik mijn moeder twee witte lakens aan elkaar laten naaien en daarop spoot ik met zwarte sierletters; ‘Mutti, ich muss scheissen’! ‘Is weer eens wat anders’, moet ik gedacht hebben. In het stadion aangekomen werden de spandoeken niet aan het hek opgehangen, maar op de sintelbaan gelegd. Dus ik geef mijn kunstwerk af, de overijverige suppoosten lezen wat er op staat, draaien het doek om en leggen het vervolgens op z’n kop weg, met de tekst naar onderen…..
Als uit een droom wakker geworden keren mijn gedachten verschrikt terug naar de hedendaagse realiteit. We leven in een onzekere tijd. Het is verplicht binnen blijven. Het Coronavirus zet heel de wereld op z’n kop. En die wereld heeft de afgelopen week de ogen op ons kikkerlandje gericht. Omdat een stelletje hersenloze randdebielen het nodig vindt om alles, maar dan ook alles te slopen wat op hun pad komt. Onder het mom van ‘oh oh, kijk mij hier eens even tegen de avondklok zijn’, zag ik zo’n pipo met een dranghek in zijn handen staan. Hij nam een aanloopje en gooide dat hek richting de ME, die op dertig meter afstand stond. Het ijzerwerk plofte 1,5 meter verder roerloos op het asfalt. Een beetje verderop had een ‘medestrijder’ een fiets in z’n handen en hij presteerde het om de tweewieler liefst drie meter ver weg te smijten. Later loopt laatstgenoemde trots met een zojuist gejat paar schoenen onder de arm de straat uit, om er thuis achter te komen dat de linkse drie maten groter is dan de rechtse. De beste man heeft waarschijnlijk een IQ dat beslist niet groter is dan de maat van de gestolen linkerschoen…….. Inderdaad, kansloos voor de maatschappij!
Verontwaardigd, teleurgesteld, berustend, verdrietig, onmachtig, bijna huilend, ja trillend van woede pak ik mijn mobieltje en bel mijn moeder. En bijna 33 jaar na dato verzucht ik;
‘Mutti, ich muss scheissen!’