Vakkie C, deel LXI: Vroeger!

U bevindt zich hier:
/ Vakkie C, deel LXI: Vroeger!

Voor Moerse Boys, door Moerse Boys en (vaak) over Moerse Boys. Dat is Vakkie C in een notendop. Deze columnrubriek werd ooit bedacht om de ontstane Coronaleegte te vullen, maar heeft inmiddels een permanent karakter. Iedere zaterdagochtend kunt u in deze rubriek een column/verhaal/artikel lezen. Regelmatig staat onze club centraal, maar ook andere zaken in het leven passeren de revue. Vakkie C is leesvoer voor bij het ontbijt, tijdens het toiletbezoek of wanneer dan ook. Vandaag deel 61: Vroeger!

Je kent ze vast wel. De mensen die in ieder gesprek aanknopingspunten zien om te vertellen dat vroeger alles beter was. Buiten dat dit vrij vermoeiend kan zijn voor de omstanders, is het vooral jammer voor die personen zelf. Ja, in de loop der tijd veranderen er dingen. En ja, dat vraagt soms wat inspanning en aanpassingsvermogen. Maar met een open blik zal je zien dat ‘de nieuwe tijd’ ook heus wel mooie dingen met zich meebrengt. Zoals Cruijff zou zeggen “elk nadeel heb se voordeel”. En dus ben ik blij dat ik zelf zo’n ongelooflijk flexibel persoon ben die van alle nieuwigheden kan meegenieten. Nou ja, trouwens niet van alle nieuwigheden hoor. Want als ik aan iets een bloedhekel heb, dan is het aan hoe voetballers in de loop van de tijd zijn gaan juichen.

Het is denk ik ooit fout gegaan met Roger Milla. Deze vrolijke Kameroener besefte op zijn oude leeftijd dat het afscheid naderde. Met iedere goal na zijn 40e werd dan ook zijn kenmerkende dansje ingezet en genoot hij intiem met zichzelf van zijn laatste tellen. Iedereen gunde hem natuurlijk het moment voor zichzelf, maar triest genoeg is dit tevens de start geweest van het ‘ingestudeerde individualisme’ binnen het voetbal. Jammer he!

Toen Kezman, enkele jaren na Milla, bij ieder intikkertje standaard naar de naam op zijn rug wees, betrapte ik mezelf al op de eerste overgeefneigingen. Helaas is het ‘juichen’ in de jaren daarna nog veel verder gedevalueerd.

Mijn geruststelling is dat ik er vanuit mag gaan dat er inmiddels meer mensen dergelijk gedrag tot ontoerekeningsvatbaar verklaren. Of vinden anderen het niet vreemd dat iemand bij een beslissende goal zo stoer en nonchalant als een rapper in de camera probeert te kijken en dat terwijl hij een korte broek en lange kniekousen aan heeft? Met enig geluk komt er dan nog zo’n ander wannabe bendelid tegenover hem staan en doen ze samen een ingestudeerd combinatietje van high en low fives. Oh wat leuk, wat een bezieling!

Misschien ligt het ook wel aan mij dat ik het enigszins raar vind dat na een doelpunt, waar een heel team samen keihard voor heeft gewerkt en waar heel jouw publiek naar smachtte, je in je eentje een robot na gaat doen? En dat waar wel een doelpunt met een groep wordt gevierd we een groep volwassen mannen samen zien doen alsof ze kegels zijn en eentje van hen ze dan als bowlingbal omgooit? Het raakt me zeg maar ‘net’ niet.

Hopelijk zal het ook tegenwoordig nog niet normaal worden gevonden dat je na een doelpunt wegrent van je teamgenoten en dan ergens in je eentje een half rondje in de lucht springt en dan het o zo coole ‘SUE’ uitschreeuwt in de verwachting dat het stelletje imbecielen dat bij jou in het team speelt ook nog eens achter jou aan komt gerend om jou nog verder te bewieroken (“O kijk intussen eens naar mijn torso en gespierde bovenbenen”). Heel spontaan allemaal!

Gelukkig was het vroeger anders. En als ik dan aan juichen denk, kan ik niet om Marco heen. Niet onze Marco, maar Marco Tardelli. Deze halfgod belichaamde tijdens de finale van het WK in 1982 hoe een ultieme juich eruit moet zien. Nou was het op zich al bijzonder dat een andere Italiaan dan Rossi (RIP) op dat WK scoorde en zeker tegen de Duitsers gaf dat Marco natuurlijk al een extra fijn gevoel, maar bij Tardelli was het duidelijk zichtbaar dat dit veel meer was dan gewoon een blij moment. Na een toernooi van keihard knokken moest en zou de wereldcup namelijk mee terug naar zijn Italië. En dus toen na voorbereidend werk van zijn matties de bal uiteindelijk voor zijn voeten kwam en hij na een opwippertje de bal tegen de touwen werkte, kwam daar die ultieme explosie. Met zijn blik op oneindig rende hij de verte in. Wetende dat alles wat blauw was bij hem hoorde, stortte hij de geluiden rechtstreeks afkomstig uit zijn ziel, uit naar iedereen die het wilde horen. Het mocht. Niets was ingestudeerd, alles gevoel. Een gevoel wetende dat heel het team en zijn land met hem meejuichte. Dat dit een moment was waar hij heel zijn leven naartoe had gewerkt en wat hem de rest van zijn leven ook zou bijblijven. Dat voetbal zowel religie is als oorlog. Passie en teamsport. Daar waar de rillingen van over je rug gaan. Wat kan het leven op die momenten toch mooi zijn!

Nu we met Corona allemaal een gedeelte van onze vrijheid en hobby’s in hebben moeten leveren ligt daarin mijn hoop. De hoop dat als straks de stadions weer tot aan de nok toe gevuld zijn, dat spelers dan weer beseffen wat ze al die tijd hebben gemist. Dat ze weer echt juichen. Niet vooraf ingestudeerd maar het in extase delen met hun supporters van het ultieme gevoel. De hoop dat de rillingen weer over ons lijf rollen!

Maar misschien verandert er wel niets en blijk ook ik iemand die niet goed met de tijd mee kan gaan.

 

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp