Voor Moerse Boys, door Moerse Boys en (vaak) over Moerse Boys. Dat is Vakkie C in een notendop. Deze columnrubriek werd ooit bedacht om de ontstane Coronaleegte te vullen, maar heeft inmiddels een permanent karakter. Iedere zaterdagochtend kunt u in deze rubriek een column/verhaal/artikel lezen. Regelmatig staat onze club centraal, maar ook andere zaken in het leven passeren de revue. Vakkie C is leesvoer voor bij het ontbijt, tijdens het toiletbezoek of wanneer dan ook. Vandaag deel 47: Zingen!
Het was even wennen.
Vorig seizoen zat ik na 23 jaar op Vakkie G en eerder 2 jaar op de Beatrixtribune in het oude stadion ineens op F5. Recht op de middenlijn, rij 2 dus bijna op het veld.
Het was een gezamenlijke keus. We hadden het gevoel dat we Vak G wel een beetje ontgroeid waren, een vaste stoel is ook wel lekker en na 25 jaar achter de goal staan is het misschien ook wel eens fijn om de wedstrijd écht te kunnen volgen. En als je dan toch je kinderen een keertje mee wil nemen naar NAC dan is de eretribune een wat toegankelijkere plek dan Vak G.
Maar toch, het was (en is eigenlijk nog steeds) wel wennen. Van 90 minuten lang staan, schreeuwen, vloeken, zingen, schelden en bier drinken naar zitten, klappen en af en toe eens uit je slof schieten. Oh, en bier drinken natuurlijk, dat is eigenlijk niet veranderd.
Met name het zingen mis ik. Uit volle borst meebléren met “Als we gaan…”, massaal “Overal waar we komen” richting B-side schreeuwen of als het effe kan zelf een nummerke inzetten. Nee, vanaf F5 hoef je weinig spreekkoren te verwachten, hoewel het in Breda altijd zomaar ineens kan gaan spoken in heel het stadion, maar dat is helaas geen wekelijkse kost.
Het zingen dus, en ik zat eens na te denken over het aantal nummers dat in al die jaren voorbij is gekomen. Soms keihard (Kluivert mag ik oversteken ja of nee, wordt ik dan ook doodgereden ja of nee?) Soms hilarisch (Oh Frank Demouge, oh Frank Demouge, wat ben je lelijk van dichtbij. Wij hebben Jelle, die is ook lelijk, maar de lelijkste dat ben jij!) Soms vol opgekropte woede (Schop Van Galen!! en dat dan 371 keer achter elkaar vanuit het diepst van je ziel) en soms onbegrijpelijk voor buitenstaanders ( Eins, Zwei, Drei, wir fressen papagaai! Ich bin kein papagaai, ich bin een kakatoe!! waarbij de tweede zin met een zo hoog mogelijk stemmetje wordt gezongen…)
In elke categorie zijn er talloze voorbeelden te vinden door de jaren heen. Toch is er altijd nog een buitencategorie nummers die gewoonweg fantastisch zijn om te horen in een vol stadion. Bij NAC wordt het clublied vooral aangeheven in barre tijden. Als het slecht met het elftal gaat of heel de club maar weer eens op omvallen staat, juist dan klinkt het ‘…zal nooit verloren gaan!” extra hard en extra gemeend uit bijna 20.000 kelen. Ook “De wereld zal nog niet vergaan, zolang de liefde blijft bestaan” doet het goed in tijden van nood en kan, minutenlang luidkeels gezongen door vele duizenden medesupporters, voor een flinke dosis kippenvel zorgen.
Voor het écht mooie werk moeten we echter de noordzee over. In Ierland, Schotland, Wales en Engeland weten ze hoe het werkt. Anders dan in Nederland worden daar vaak “gewone” nummers, die vaak wel een binding hebben met streek, land of club, in stadions zó mooi en zó massaal gezongen dat ik zelfs achter de computer terwijl ik filmpjes er van bekijk op youtube de kippenvel over mijn lijf voel trekken.
Wie de supporters van Hibernian FC na de cupfinal van 2016 het fantastische “Sunshine on Leith” van de The Proclaimers hoort en ziet zingen zonder daardoor geraakt te worden is geen echte voetbalfan. Als je de Ieren uit volle borst “Fields of Athenry” hoort zingen schaam je je toch kapot voor het hersenloze “Holland!! Holland!!” dat het zogenaamde oranjelegioen bij gebrek aan inspiratie uitkraamt, en “Forever blowing bubbles” is elke keer keihard raak uit de kelen van duizenden West Ham United supporters. En zo zijn er nog tientallen, fantastische voorbeelden te noemen.
Blijft er één vraag over. Wat is nu echt hét ultieme voetballied. De twee grootste kanshebbers zijn dan toch “You’ll never walk alone” en “We are the Champions”. YNWA gezongen door Liverpool of Celtic supporters (en dus niet die verschrikkelijke namaak versie van Lee Towers in de Kuip) is buitencategorie. We are the champions is een klassieker die iedereen een keer keihard mee wil zingen. Geen kampioenschap zonder Queen. Beide nummers zijn tijdloos, ijzersterk en geven je, op het juiste moment gedraaid of gezongen, keer op keer een dikke brok in je keel.
Maar toch. Er kan er maar één winnen. En wie een beetje in de geschiedenis duikt kan eigenlijk maar tot één conclusie komen. Het is halverwege de jaren ’70 van vorige eeuw als Queen een concert heeft gegeven en het aanwezige publiek, na afloop, spontaan en massaal “You’ll never walk alone” begint te zingen. De leden van Queen zien en voelen dat dit iets speciaal is en het inspireert hen om ook zo’n soort nummer te schrijven. Een nummer dat verbroedert en dat fanatastisch klinkt uit duizenden kelen. Bryan May schrijft “We will rock you” terwijl Freddy Mercury “We are the Champions” aflevert. De single, met “YNWA” als A-kant en “We will rock you” als B-kant komt uit in 1977. De rest is geschiedenis. Maar laten we dus vooral niet vergeten dat er maar één de eerste en ook de beste kan zijn…
Walk on…