Vakkie C, deel XXXXIII: Twee zwarte knieën

U bevindt zich hier:
/ Vakkie C, deel XXXXIII: Twee zwarte knieën

Voor Moerse Boys, door Moerse Boys en (vaak) over Moerse Boys. Dat is Vakkie C in een notendop. Deze columnrubriek werd ooit bedacht om de ontstane Coronaleegte te vullen, maar heeft inmiddels een permanent karakter. Iedere zaterdagochtend kunt u in deze rubriek een column/verhaal/artikel lezen. Regelmatig staat onze club centraal, maar ook andere zaken in het leven passeren de revue. Vakkie C is leesvoer voor bij het ontbijt, tijdens het toiletbezoek of wanneer dan ook. Vandaag deel 43: Twee zwarte knieën.

Of ik het nou wilde of niet, ik kreeg toch even een vervelend gevoel in mijn buik na het lezen van het verhaal van een mede-columnist. Want ik wilde vroeger de beste zijn, kon bovendien niet tegen mijn verlies. Als klein manneke wilde ik maar èèn ding, in het eerste voetballen! Maar dat knoopje in mijn buik werd al snel vervangen door een glimlach vanwege al die mooie herinneringen. Want ook ik belandde uiteindelijk in het landschap dat door Olav zo treffend ‘Overige Senioren’ werd genoemd. Maar zoals ik al zei, dat was volledig in strijd met de plannen in mijn jeugd en vooral dan de plannen in mijn dromen. Profvoetballer, niet meer en niet minder! Thuis deden we niks anders dan voetballen en in een rij van 7 jongens was ik de enige linkspoot. Maar dan ook echt stijf links. Het rechterbeen gebruikte ik alleen om op te staan. Een balleke omhoog houden, geen enkel probleem. Eerst 100 keer, daarna 500 keer, weer later 1000 keer, ja op het laatst net zo lang tot je omviel van vermoeidheid.

En vanaf m’n tiende mocht ik dan eindelijk gaan voetballen bij de Moer. Lekker fanatiek trainen. Onder Cor Monden, Harrie van Trijp, Henk Kuijten. Laatstgenoemde stond bij slecht weer anderhalf uur in de deuropening van het kleedlokaal naar ons te schreeuwen. Ooit beëindigde hij eens een training door te roepen; ‘okee mannekes, en nou nog drie rondjes langs de omgangsbaan, en kijk even of je mijn aansteker ziet liggen, die ben ik net verloren.’ En elke week op donderdag of vrijdag als een razende naar de Centra, de buurtsuper van die tijd in Klein-Zundert, waar steevast de opstellingen voor het weekend aan de binnenkant tegen het raam geplakt werden. Had het geregend dan had je pech, dan was het raam aangeslagen en kon je niks lezen. Hetzelfde effect had je als je iets te zwaar ademde tegen het raam….. Zo blij dat je iedere keer weer bij het hoogst mogelijke team was opgesteld. Om U een idee te geven; ik was een, al zeg ik het zelf, nogal begenadigd linksbuiten. Maar zoals je weet, keepers en linkspoten zijn ook vaak zonderlingen en ik was daarop geen uitzondering. Eigenwijs, tegendraads, koppig, onredelijk, noem het maar op. Na enkele jaren begon het trainen me tegen te staan, sterker nog, ik kreeg er een bloedhekel aan. Een mentaliteit van kus m’n kloten, bier, halfzware shag, de ‘medjes’ en NAC, het zorgde er allemaal voor dat de carriere als profvoetballer de ijskast in kon. En daar is hij ook niet meer uitgekomen.

Toen ik op mijn 22e, 23e toch weer bij Moerse Boys kwam ballen, werd daar natuurlijk geen plaatsje meer ingeruimd in de selectie. Nee, Moerse Boys 4 en Moerse Boys 5, inderdaad, de Overige Senioren. Als jonkie kwam ik daar terecht tussen wat ‘oudere’ spelers. Ik speelde daar o.a. samen met Harry Goos. Die stond na de wedstrijd in een wip en een tel in z’n blote kont, draaide dan een shaggie en pafte dat doodleuk onder de douche op. Ooit werd hem gevraagd om met het derde een toernooi te spelen in Rilland. Hij zou zelf met zijn auto komen na het koeien melken. Toen aan het eind van de dag enkele spelers hun voetbaltas bij Harry achter in de auto wilde gooien, kregen ze de schrik van hun leven. ’Oh, da’s waar ook’, zei hij, ík heb gisteravond een dood kalf in de kofferbak gegooid, dat ben ik er vergeten uit te halen’. En wat te denken van ‘Alan’ Zagers. Scheen een geweldige voetballer te zijn. Hij was er in ieder geval een meester in om dat te verbloemen. Daar liepen er bij Zagers meer van rond. Op het moment dat hij de bal had, speelde hij die altijd keurig naar dezelfde kleur af. En dan riep hij daar heel hard achteraan; ‘nie naar mij, nie naar mij!’ Ja, mooie jaren. Aanvoerder Johan van Aert (die kon z’n mond toch niet houden), Kees van Steen, Ed de Bakker, Henk van Santen, noem maar op.  We hadden èèn vaste afspraak, kreeg èèn van ons een rode kaart, en dat gebeurde nog al eens, dan zeiden we dat we Rinus Kronenberg heette. Mocht Rien ooit nog eens willen beginnen met voetballen, dan moet hij er rekening mee houden dat hij eerst nog een schorsing van 35 wedstrijden uit moet zitten. Mooi toch?

We speelden een jaar met 5 broers in èèn elftal. Elke uitwedstrijd de polder in, Dinteloord, de Heense Molen, Fijnaart, Steenbergen. Of wat te denken van de Schutters uit Stampersgat, daar kwam de wind van 4 kanten, voetbalde je dus altijd windop. Als je in de bietencampagne tegen de Schutters moest, dan waren ze maar met z’n achten, de rest stond dan in ’t suikerfabriek. En meestal brachten we dan nog 0 punten mee terug. En als we om 10.00u ’s morgens gespeeld hadden en we zaten na afloop in de kantine dan poulden we wiens vrouw/vriendin het eerst zou bellen om te vragen waar manlief bleef. Mobieltjes bestonden niet, dus stond je om een uur of drie/half vier te bellen met de telefoon die achter de bar stond! En net als je een heel helder betoog aan het houden was dat de wedstrijd weer geëindigd was in een gelijkspel en dus een lange verlenging noodzakelijk was,  dan stond er weer iemand van het bestuur in je nek te hijgen dat je op moest hangen omdat tussenstanden rondgebeld dienden te worden.

Met Moerse Boys 4 hebben we eens een interland gespeeld tegen Fc Orania Vianden. Een weekendje met aanhang met de bus naar Luxemburg. Het enige wat ik me daar nog van herinner was het veld waarop we moesten spelen, nou ja veld. Een vlakte met steenpuin erop. Och, wat kon ons gebeuren, tegen een elftal Luxemburgse liefhebbers. Het werd 12-1. Veur zullie, welteverstaan. Liesbeth van Henny Feskens won volgens mij de poule…….. Voor de wedstrijd hadden we haar nog een half uur uitgelachen.

Oh ja, ik zou het bijna vergeten, begin jaren tachtig ben ik ook nog enkele jaren actief geweest in het cafèvoetbal bij de KPJ Zundert. Wij speelden op een weiland waar later ‘de Aanstee’ is gekomen. Da’s weer een andere dimensie. Ik ken er die daar gespeeld hebben en later een mooie carriere bij Moerse Boys hebben gehad. Als je ’s morgens wakker werd, deed je je voetbalbroekje aan. Daar overheen je spijkerbroek. En vaak konden thuis ook gelijk de voetbalschoenen al aan. Kleedkamers waren er niet, laat staan douches. Omkleden deed je in de auto. Na de wedstrijd de kleren weer aan en naar cafë de Brug. Net voor ‘Studio Sport’ terug thuis, plofte ik neer op de bank, liet nog een laf scheetje, gaf de hond nog een schop onder z’n kont en viel dan met een glimlach in slaap. De ontnuchtering kwam meestal op maandagmorgen als ik weer naar school mocht/moest. Ik zat op het Mencia de Mendoza in Breda, in die tijd nog enigszins bekakt. Het lesrooster vertelde dat wij op maandagochtend het tweede uur gymles hadden. Nadat ik mijn naar ‘Bar-Disco Stuivezand’ ruikende spijkerjasje aan de kapstok had gehangen, liet ik mijn spijkerbroek zakken. Stond ik daar in m’n afgezakte, groen-witte KPJ Zundert voetbalkousen. Twee zwarte knieën. En op mijn linkerbeen, van mijn enkel tot aan mijn kont, èèn grote, vuile zandstreep met verdort gras, van een ongetwijfeld magistraal uitgevoerde sliding……….

Facebook
Twitter
LinkedIn
WhatsApp