Voor Moerse Boys, door Moerse Boys en (vaak) over Moerse Boys. Dat is Vakkie C in een notendop. Deze columnrubriek werd ooit bedacht om de ontstane Coronaleegte te vullen, maar heeft inmiddels een permanent karakter. Iedere zaterdagochtend kunt u in deze rubriek een column/verhaal/artikel lezen. Regelmatig staat onze club centraal, maar ook andere zaken in het leven passeren de revue. Vakkie C is leesvoer voor bij het ontbijt, tijdens het toiletbezoek of wanneer dan ook. Vandaag deel 68: Cult is a self-destructing prophesy.
Het spreekt natuurlijk tot de verbeelding: supporters die samen een stadion bouwen, maatregelen nemen om het grote geld buiten te houden, de passie voor hun club delen. Toch kan jouw club maar beter niet als Cult aangemerkt worden.
Mijn Hamburgse lief woonde in haar studentenjaren in Sankt Pauli, de havenwijk met de Reeperbahn, de Hans Albersplatz met de buikzakhoertjes, de daklozen met hun terrassen aan slaapzakken, de uitgesproken linkse scene, de korzelige krakers. Zij leidde me naar het Millerntor, een oude bak als een gebrekkig gebit midden in de stad, met zicht op een surreële bunker. Een bezoek aan het Millerntor staat natuurlijk op het lijstje van elke voetballiefhebber. Want FC Sankt Pauli is cult met een kapitale, vetgedrukte, onversierde C.
Journalisten en schrijvers doen hun best om cult te beschrijven. Toch blijft de definitie wat in de mystiek hangen. In het geval van Sankt Pauli gaat het om het image dat van binnen naar buiten uitgedragen wordt. De bruine shirts die refereren naar de juten zakken die de havenarbeiders droegen. Spelers die hun doelpunten vieren bij het vak aan de lange zij met de prostituees, die stante pede hun kleren uittrekken. De open homoseksuele voorzitter voert een regenboogbeleid. Maatregelen tegen racisme en discriminatie van alle mogelijke soort. De club die zich vereenzelvigt met het publiek, dat zich politiek profileert. Antifascisten, antikapitalisten, antimaterialisten, communisten, socialisten, anarchisten, nihilisten. Che Guevara en de doodskopvlag.
Het internationale voetbaltoerisme is op gang gekomen, vooral sinds het voordelig vliegen van de 21e eeuw. Voor een paar tientjes sta je op de Reeperbahn, de Nevski Prospekt, de Via del Corso. Populaire clubs als Sankt Pauli ondergaan het. Tussenhandel floreert en wordt vervolgens gebannen, de kaartverkoop verandert, groepen buitenlanders inhaleren de sfeer, genieten van de cult. Sommige “oerfans” zijn vóór, maar deze lijken in de minderheid. De meeste supporters vinden het goed zolang het de club niet verandert. Anderen vinden dat hun club er wel degelijk door verandert, in negatieve zin. Tientallen mensen haken af, gaan ergens anders voetbal kijken.
Ik las over de aanstaande afbraak van de Adolf Jäger Kampfbahn, iets verderop in stadsdeel Altona. Een oude accommodatie die plaatsmaakt voor woningbouw; wat is nieuw? Ik las ook dat Altonaer FC 93 vriendschappelijke banden onderhoudt met FC Sankt Pauli. Er naartoe, gezwind. Een biertap bij de ingang. Een zeecontainer als fanshop: sjaals en stickers. Een worstenkar. De randen rond het veld opgehoogd tot talud van een paar meter hoog: ideaal. Voetballers die bij het warmlopen de mensen groeten omdat ze die kennen. Bij de wedstrijd in de Oberliga Hamburg (het vijfde niveau in de Duitse voetbalboom) tegen stadsgenoot Concordia werd er aardig gebald. Altona zou dat seizoen promoveren naar de Regionalliga Nord.
De Adolf Jäger Kampfbahn is een toevluchtsoord van Sankt Pauli fans die vinden dat hun cluppie te hip en commercieel is geworden. Achter de goal, bij de worstenkar, de bekende krakersscene met vriendschapsvlaggen van beide clubs. Donkere kleding, lang haar, zware schoenen. Ze scanderen “Einundneunzig, Zweiundneunzig, Dreiundneunzig, AL-TO-NA” en kunnen hier hun hunkering naar clubliefde kwijt.
Online zie ik dat Altona regenboogtruien verkoopt. Ook deze club verhipt. En straks ligt er op de Kampfbahn dus een woonwijk en geen reden om er nog te zijn. De zelfverklaarde homo’s van Breda kennen dat gevoel.