Word als Rudo. Dan komt het goed.
Een jaar of vijf, zes was Rudo, toen hij voor het eerst het oranje-witte shirt over zijn hoofd trok. Vetertjes waarschijnlijk nog gestrikt door vader Ad of moeder Ria. Dat er voor dat kleine menneke een glansrijke Moerse Boys-carrière in het verschiet lag, kon toen nog niemand bevroeden. Rudo was niet het grootste voetbaltalent. Opvallen deed hij niet. Zelf zou hij ooit in een interview zeggen dat hij pas in de C-jeugd een beetje besef ging krijgen van het spelletje. Maar die gepolijste, technisch begaafde voetballer, dat werd Rudo nooit.
Ook in zijn eerste jaren bij de senioren wees niets erop dat Rudo op enig moment een onmisbare kracht in Moerse Boys 1 zou worden. Toch was één iemand absoluut overtuigd van diens voetbalkwaliteiten. Dat was Rudo zelf. Hij geloofde in zichzelf, was onmiskenbaar vastberaden. Koppig soms, leergierig bovenal. Eerst als speler van Moerse Boys 3, later als voetballer van het tweede elftal. En ja – toen toch ook als speler van het vlaggenschip.
In het seizoen 1993-1994 pakte hij zijn eerste ‘cap’ in het eerste, maar vanaf seizoen ’98-’99 werd hij pas echt een vaste waarde. In de zeventien seizoenen die volgden, speelde hij slechts één seizoen minder dan negentien wedstrijden. 406 wedstrijden in Moerse Boys 1, het op één na meeste van allemaal. Een ongekend aantal. De successen die hij met ons vlaggenschip vierde zijn talrijk.
Maar hoe flikte Rudo dat dan? Al die wedstrijden in het eerste elftal? Was hij het lieverdje van de trainer? Niet per se. Sterker nog: in de periode dat hij op de reservebank belandde, was hij geen makkelijke. Dat vertelde hij zelf achteraf. Rudo was een man met een sterke eigen wil, zowel binnen als buiten het veld. Sterk voor zijn standpunt, zacht voor de onderlinge relatie. Met Rudo kreeg je geen ruzie. Nooit.
Karakter. Met hoofdletter K. Dat was het toverwoord. Dat bracht hem zo ver als voetballer. Vierde klasse of eerste klasse, hij stond zijn mannetje. Hij klapte erin, wars van reputaties. Rudo werd zelfs onmisbaar, mistte jarenlang nauwelijks wedstrijden en was niet meer weg te denken uit het eerste elftal. Geloof, wilskracht, doorzettingsvermogen: het waren eigenschappen die zijn carrière tot een succes maakten, maar ook eigenschappen die de club Moerse Boys kenmerken. De voetballer Rudo Gommers staat symbool voor de vereniging Moerse Boys. Rudo was de personificatie van Moerse Boys. Voor altijd een lichtend voorbeeld voor onze jeugdspelers. Word als Rudo, dan komt het goed.
Niet alleen binnen de lijnen, ook buiten de lijnen was hij enorm belangrijk voor onze club. Allereerst voor onze selectie. Want Rudo was niet alleen onmisbaar op het veld, hij was een ‘sleutelspeler’ buiten de lijnen. Hij zorgde voor sfeer, hield de groep bij elkaar. Rudo zorgde dat nieuwe jongens zich thuis voelden. Een praatje, een grapje. Ogenschijnlijk simpel, maar o zo belangrijk. De verlegen jongens betrok hij bij de groep, de praatjesmakers liet hij een toontje lager zingen. Maar altijd met humor en respect. Hij was de aanvoerder buiten de lijnen. Zeker in zijn laatste selectiejaren.
Maar er was meer dan de voetballer Rudo. Veel meer. In het leven waarin voetbal vaak bijzaak is, was Rudo ook goed in de hoofdzaak. Met een enorme dosis humor toverde hij altijd weer een lach op je gezicht. Als hij iets bedacht, voerde hij het ook uit. De verhalen over hilarische acties van Rudo zijn eindeloos. Gesprekken met Rudo eindigde vaak grappend en grollend. Hij wist wanneer het serieus moest, maar ook als geen ander wanneer er behoefte was aan luchtigheid. Ook hier geldt: word als Rudo, dan komt het goed.
Rudo veroverde buiten de lijnen vele harten. Hij stond altijd voor iedereen klaar. Ook bij Moerse Boys. Hij was jeugdtrainer – bijzonder succesvol. Hij zat in de redactie van het clubblad. Hij was planner van de kantine. En hij was vliegende keep. Tijdens de bouw van de kantine en kleedkamers was hij haast dagelijks op de club. Bij het 75-jarige jubileum trad hij op als jurylid Gordon tijdens de bonte avond. Niets was hem te gek. Wilde je een leuke avond, dan belde je Rudo. In zijn jaren dat hij voetballer én jeugdtrainer was, vertoefde hij zes dagen per week op de club. Een tweede thuis. De eretitel van Verenigingsman van het Jaar 2013 kwam hem toe.
Een man van heel de vereniging. Hij was er voor zijn ploeggenoten, maar ook voor de terreinknecht. Voor de jeugdspelers, maar ook voor het kantinepersoneel. Voor de spelersvrouwen, maar ook voor de maandagploeg. Zijn overlijden op 1 augustus dompelde de hele vereniging in diepe rouw.
Een clubicoon is niet meer, maar het voorbeeld is er voor altijd:
Word als Rudo, dan komt het goed.